Dankzij de invloed van haar ere-voorzitter, burgemeester Leopold De Wael (A.V 6.3 1879), heette de vereniging “Koninklijk” vanaf het eerste jaar van haar bestaan. Dit is wellicht een unicum in België.

In 1879 lag de “Linker Oever” in een andere provincie, in Oost Vlaanderen. Er bestond geen vaste oeververbinding. De eerste tunnel werd pas in dienst genomen op 30 september 1933. Voor die tijd moest men dus “overzetten” met één van de stoomraderboten van het openbaar veer. Ze vertrokken van de stadswal aan de veerdam en legden volgens de stand van het getij aan op Linkeroever aan een stenen veerdam, een gekasseide helling met rijpalen.

Op 19 april 1879 werd reeds proces-verbaal opgesteld omdat de toenmalige voorzitter van de S.R.N.A en schepen van Antwerpen, de Heer Ferdinand Vandertalen, een bootshuis in hout liet optrekken van 37.85m lengte, 20m breedte en 9 m onder de nok, op 200m van de berm van fort Isabelle. Hij handelde toen in overtreding met de militaire erfdienstbaarheden. De voorzitter werd bedreigd met vervolging voor de Vrederechter. Gelukkig is het daarbij gebleven, toen was de bureaucratie nog weinig repressief.

Het bestek voor de bouw van dat bootshuis werd opgesteld door haveningenieur Gustave Royers, meer bekend als de man die zorgde voor de uitbreiding van de handelsdokken van Antwerpen. De “Royerssluis” is naar zijn naam genoemd.

Als erkenning van de aan S.R.N.A bewezen diensten, werd hij als ere-lid benoemd en dankte de club daarvoor uitbundig: “Je suis heureux et fier de l’honneur que me fait la Société” (brief van 15 maart 1879). Het benodigde geld, 25.000 goudfranken, zowat 2.500.000BEF, werd bijeengebracht door de uitgifte van obligaties met een rente van 3% per jaar, terugbetaalbaar naargelang hun uitloting.

De botenloods werd nog in het jaar 1879 feestelijk in gebruik genomen ter gelegenheid van roeiwedstrijden, die bekroond werden met een “Beker van de Dames van Antwerpen”. Deze eerste botenloods, ten Noorden van de kreek of “yachthaven” is de oudste vestiging van de watersport -roeien, zeilen en zwemmen- op Linkeroever. Na de S.R.N.A kwamen de Royal Yacht Club De Belgique, Vlaamse Vereniging voor Watersport, SODIPA (sociale dienst personeel Antwerpen) en Liberty Yacht Club zich daar vestigen. Voordien huurden de clubs loodsen aan de stadskant, en het verzekeren van de overzetdienst naar de nieuwe vestiging op de L.O. was één van de twistpunten geweest bij de fusie van 1878.

De “Chemins de Fer de Belgique”, rechtstreeks eigendom van de Staat, waren toen zo winstgevend dat zij alle uitgaven voor landsverdediging volledig met hun winst dekten. Zij hadden hun eigen veerdienst: van de Herbouvilllekaai naar het station “Tête de Flandre”. Op het stenen landingshoofd van deze veerdienst op Linkeroever staat nu een paviljoen van de Vlaamse Vereniging voor Watersport (VVW).

Ook de S.R.N.A had zijn eigen veerdienst: de stoomboot “Economie” van de Dry Dock Engineering en twee roeiboten met elk een roeier die, onder toezicht van een opzichter, om het kwartier de directe verbinding verzekerden tussen de stadswal en het clubhuis.

Naast het clubhuis bevond zich een kreek, die regelmatig moest gebaggerd worden. Zij diende als meerplaats voor de platbodemjachten en de kleinere motorjachten, die bij laag water aan de grond vielen. Met een dosis verbeelding kon dit een “Yachthaven” genoemd worden.

Grotere kieljachten en stoomjachten lagen op stroom voor anker tot na 1955. Aan de eigenaars raadde de Club aan dag en nacht een schipper aan boord te houden. Niet alleen om er op te waken dat het ankerlicht niet uitwaaide, maar ook om eventuele aanvaringen te rapporteren.