De negentiende eeuw was verzot op uniformen. Sedert Napoleon liepen de Franse ‘Académiciens’ in gala-uniform met een degen. Ook in ons land vond men het noodzakelijk om burgemeesters, provinciegouverneurs, politie commissarissen en zelfs vreedzame stationchefs bij plechtige gelegenheden uit te dossen in para-militaire luxepakken, compleet met pluimhoet en steekdegen.

Het dagelijkse uniform van de jachtman was veel eenvoudiger, maar zijn beschrijving besloeg toch een hele bladzijde in het jaarboek van de vereniging:

“De pet is van marine-blauw laken naar Engels model, omsloten door een zwart geborduurd lint, klep en kinband uit gevernist leder, twee kleine zwarte knoopjes en kokarde met het wapen van de vereniging. Het daguniform bestaat uit een gekruiste jas in marine-blauw met twee rijen zwarte knopen (koperen knopen passen bij het uniform van het varend personeel…); vest met één rij knopen; bijpassende broek.”

(Vergeet niet dat men daarbij een hoog stijf boord droeg).

Daarbij behoorden zilveren manchetknopen met het wapen van de Club en, voor de roeiers, twee gekruiste roeiriemen.

Het galauniform bestond uit een smoking in donker blauw wollen satijn met omslagen in ruw geweven zijde. Rond de mouwen een zijden lint in lus gelegd op het midden en op iedere mouw drie vergulde knoopjes. Wederzijds vijf gouden knopen, met tussenruimten van 4 à 5 centimeter, de onderste knopen op gelijke hoogte met die van de vest.

Een witte vest met één rij gouden knopen, bijpassende broek met zwart-zijden lint geborduurd met het kenteken van de vereniging en een zwarte das.

Het dragen van het uniform was verplicht op alle officiële feesten van de S.R.N.A. Op hun burgerkleding droegen de trotse leden een zilveren clubteken.